VHK / NVKL / MILVA

VHK (Vrouwen Hulpkorps)/NVKL (Nederlands Verpleegsterskorps der KL)/MILVA (Militaire Vrouwen Afdeling)

In 1985 werd de historische verzameling van de Vereniging Vrouwelijke Militairen KL in bruikleen overgedragen aan het museum van de Verbindingsdienst te Ede.
Na sluiting van het museum in Ede werd de historische verzameling in maart 2010, verhuisd naar de Historische Collectie Bevoorradings- & Transporttroepen in Soesterberg. Een deel van deze unieke collectie is zodanig ingericht, dat de bezoeker een goed beeld wordt gegeven van de historie van de vrouw in de Koninklijke Landmacht in de periode 1944 tot 1 januari 1982, de datum waarop de volledige integratie van de vrouw in de KL was afgerond en de MILVA werd opgeheven. In depot is een aantal uitrustingsstukken aanwezig. Door de zorg van de Vereniging Vrouwelijke Militairen KL werd die overdracht gerealiseerd en werd de verzameling in 2014 officieel – door de opheffing van de genoemde vereniging per 1 januari 2016 – in eigendom overgedragen aan de Historische Collectie Bevoorradings- & Transporttroepen. Aangenomen wordt, dat bijzonderheden over vrouwelijke militairen KL na de opheffing van de MILVA worden of reeds zijn opgenomen in de historische verzamelingen van de diverse wapens en dienstvakken van de KL.

Oprichting VHK/NVKL

Het (vrijwillige) Vrouwen Hulpkorps werd officieel opgericht in Engeland tijdens WO-II door de inzet van het Comité van het Nederlandse Rode Kruis. Vele Nederlandse (ook afkomstig uit Suriname, Curaçao en de Verenigde Staten van Noord Amerika) vrijwilligsters, die zich tijdens WO-II in Engeland hadden gevestigd hadden zich reeds gemeld. Alhoewel Koningin Wilhelmina niet voelde voor een militaire status werd toch op advies van de latere Generaal Kruls door de toenmalige Minister van Oorlog, Jhr. Ir. O.C.A. van Lidth de Jeude op 20 december 1943 de beschikking uitgegeven en werd het VHK een militair korps. De eerste verbandakte dateert van 25 april 1944 toen de eerste commandant VHK, mevrouw C.E. Smit-Dyserinck, die een belangrijke bijdrage leverde aan de totstandkoming, de verbandakte tekende. Deze datum wordt beschouwd als de oprichtingsdatum van het VHK. Beoogd werd een aantal VHK-sters, dat opgeleid werd in Engeland in Wolverhampton, na het einde van WO-II in te zetten in het bevrijde Nederland. Ook een aantal verpleegkundigen, die in Wolverhampton in het hospitaal onder de naam Nederlandse Militaire Verpleegdienst werkzaam waren traden toe tot de VHK.
Deze Nederlandse Militaire Verpleegdienst verviel door de oprichting van het Nederlands Verpleegsters Korps der Landmacht (NVKL). Dit Korps had echter geen militaire status maar werd alom ingedeeld bij de militaire hospitalen in den lande. Het NVKL kwam bij ministeriele beschikking tot stand in februari 1945 met als commandant in de rang van majoor Jonkvrouwe L. baronesse van Hogendorp die op dat moment voorzitter van de Nationale Bond van Verplegenden was. Het NVKL viel rechtstreeks onder de Inspecteur Geneeskundige Dienst KL.

De voorbereiding voor de inzet en de overtocht naar België.

Ter voorbereiding van de beoogde overtocht naar België werden de leden van het VHK gegroepeerd in een opleidingskamp in Wolverhampton. Het programma bestond uit gymnastiek, exercitie, kaartlezen, rijlessen, colonnerijden in 3- en 6-tons vrachtwagens, EHBO, gasmaskeroefeningen, krijgstucht, hygiëne, voedingsleer, cantinewerk etc. Bovendien werden de donkerblauwe Rode Kruisuniformen vervangen door kaki-uniformen van Canadese of Britse makelij. In de nacht van 24 op 25 oktober 1944 vertrok de colonne, bestaande uit 43 wagens, waaronder 18 drietonners en 12 ambulances vanuit Wolverhampton naar Londen, waar de VHK-sters werden ondergebracht in een tehuis van de Auxiliary Territorial Service. De chauffeuses reden de wagens naar  de haven in Tilbury van waaruit de overtocht naar Oostende in België gemaakt zou worden en er werd ingescheept op het LST 159. Het weer was uiterst slecht en het schip kon de haven niet binnenvaren vanwege de vele scheepswrakken; bovendien verloor het schip die nacht het anker en dreef het af in de richting van mijnenvelden. Dit deed de kapitein besluiten naar Tilbury terug te keren. Op 13 november werd de overtocht voor de tweede maal aangevangen en konden op 14 november 1944 rond de 200 VHK-sters in Oostende ontschepen om in België en het zuiden van Nederland ingezet te worden.

Inzet van het VHK

Na aankomst in België werden daar en in het bevrijde zuiden van Nederland verkenningen uitgevoerd en kregen de VHK-sters in ‘unitverband’ opdrachten uit te voeren. In België betrof het onder meer inzet in Leuven, Dendermonde en Ath en in Nederland Middelburg, Goes, Vlissingen, Zierikzee, Zeeuws-Vlaanderen, Neerbosch, Oudenbosch, Grave en Weert. Zij verleenden hulp aan evacués, regelden voedseltransporten en hadden tevens als taak de bestrijding van scabiës en luizen en hielden cantinewagens in bedrijf in nauwe samenwerking met de zogeheten ‘Queen’s Messengers’. In april 1945 kreeg het VHK als standplaats Breda en wel op kasteel Bouvigne met bijgebouwen. Daar werden de nieuwe lichtingen VHK opgeleid. Een aantal VHK-sters werd voor een zestal weken naar Engeland overgeplaatst om een opleiding te volgen tot instructeur bij het Engelse Vrouwenkorps, de ATS. Na de officiële Bevrijdingsdag, 5 mei 1945, duurde het nog tot 10 mei tot eindelijk de order kwam ‘all groups moving tomorrow morning’ en zo arriveerden de groepen op 11 mei onder meer in de grote steden Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage, Utrecht en Deventer. De georganiseerde kindertransporten vanuit de door honger getroffen gebieden werden veelal door VHK-sters begeleid.

In september 1947 verliet het VHK Breda en werd het Korps gecentraliseerd in het Prinses Julianakamp te Kijkduin. In 1969 werd het Prinses Julianakamp verlaten en werd de nieuwe locatie in de Alexanderkazerne in Den Haag betrokken. De locatie kreeg de naam “Koningin Wilhelmina Paviljoen” dat officieel geopend werd door de zoon van Jhr. Ir. O.C.A. van Lith de Jeude. Ook deze locatie werd in 1982 als Opleidingscentrum Vrouwelijke Militairen KL opgeheven en werden de vrouwelijke militairen opgeleid in de diverse opleidingscentra van de KL.

Inzet NVKL

Het NVKL werd in februari 1945 tewerkgesteld in het Redemtoristenklooster – Nebo-ziekenhuis in Nijmegen. Aanvankelijk droegen de leden het Engelse ATS-hoofddeksel, dat al vrij snel werd vervangen door de kaki-baret van de KL, met als baretembleem de gouden leeuw op oranje ondergrond. Het NVKL droeg de KL-rangonderscheidingstekens. Voor de NVKL bestond een grote aanwas van personeel, dat overigens niet alleen uit verpleegkundigen bestond maar ook apothekersassistenten en administratief personeel. Door het grote aantal sollicitanten was het mogelijk ook de overige militaire hospitalen in den lande van personeel te voorzien, zo ook het Militair Hospitaal in Utrecht.

Het verdere verloop van het Militaire Vrouwen Korps

De ervaring van de eerste jaren van het VHK waren zodanig dat besloten werd tot definitieve handhaving van het Korps. In de periode 1945-1947 werd een groot aantal leden VHK uitgezonden naar Egypte (Ataka) voor kledingvoorziening bij de repatriëring van Nederlandse families uit het voormalig Nederlands-Indië. Tussen 1945-1951 werd het VHK ingezet in Nederlands-Indië in een ziekenhuis te Medan en verder o.a. in Batavia en Bandoeng (1 Div 7 Dec) en in 1954-1955 diende een aantal binnen de geneeskundige dienst in Nieuw Guinea. Tijdens de Koreaanse oorlog (1950-1954) werd een aantal verpleegkundigen onder de vlag van de VN uitgezonden naar Korea en Japan.

De naam Hulpkorps deed geen eer meer aan de inzet van vrouwelijke militairen en zo werd het VHK opgeheven om plaats te maken voor het Korps onder de nieuwe naam Militaire Vrouwen Afdeling (MILVA), dat bij Koninklijk Besluit van 30 oktober 1951 werd opgericht. Daarbij werd tevens het in 1946 ontstane Nederlands Verpleegsterskorps der Landmacht (NVKL), een korps dat in feite een semi-militaire status had, opgeheven. Het personeel van de opgeheven korpsen verliet of de militaire dienst of ging op grond van overgangsbepalingen over naar de MILVA, hetgeen zijn beslag kreeg per 1 juli 1952.

Na tal van reorganisaties bestond de MILVA uiteindelijk uit twee Onderafdelingen, die van de Algemene Dienst en de Geneeskundige Dienst, ieder met een eigen Commandant. Leden van de MILVA waren administratief ondergebracht bij het Korps, maar vervulden functies binnen de Koninklijke Landmacht, op Internationale Staven, bij inzet in VN-verband of anderszins, bv. Libanon en Syrië. Niet alle functies waren toegankelijk voor vrouwen; de inzet betrof o.a. functies op (hoger) administratief gebied, binnen de luchtdoelartillerie, verbindingsdienst, intendance/logistiek waaronder voedingsadviseuses en kokspersoneel, aan- en afvoertroepen en vrijwel alle functies binnen de geneeskundige dienst. Functies bij de parate gevechtseenheden waren echter uitgesloten. Op grond van de individuele vooropleiding, voortgezette (militaire) scholing en interesse en vooral grote persoonlijke inzet konden specifieke functies binnen de KL worden bekleed.

Gevolgen van het verdrag van New York 1953

Dit verdrag werd door Nederland eerst in 1968 ondertekend en op 2 april 1971 trad het verdrag als Rijkswet in werking. Artikel 3 van het Verdrag luidde: ‘vrouwen zijn gerechtigd op gelijke voet met mannen een overheidsambt te bekleden en alle ingevolge nationale wetgeving ingestelde overheidsbetrekkingen te vervullen en wel zonder onderscheid’. Dit Artikel werd vertaald in ‘hef de vrouwenkorpsen op en integreer de vrouw in de krijgsmacht’. Er volgden nog jarenlange onderhandelingen, die uiteindelijk leidden tot het in 1978 openstellen van de beroeps-Opleidingsinstituten voor officieren en onderofficieren. Vrouwelijke militairen, die een contract hadden bij de MILVA konden bij einde contract de militaire dienst verlaten of op verzoek overgaan naar een van de Wapens en dienstvakken van de KL. Nieuwelingen werden daar direct ingedeeld. Per 1 januari 1982 had alles zijn beslag gekregen en werd de MILVA opgeheven.

Bij de informatiebalie in de Historische Collectie Bevoorradings- & Transporttroepen kunt u inzage verkrijgen via het door de Vereniging Vrouwelijke Militairen KL in 1994 uitgebrachte boek “50 jaar vrouw in de KL”.