Een bijzondere dienst die op het eerste gezicht niet direct bij de bevoorrading en transport lijkt te horen, is de taak van de Gravendienst. De Gravendienst is in vredestijd niet als zodanig ontplooid, maar kennis en kunde alsmede de wettelijk opgedragen taak wordt dagelijks in stand gehouden door de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL). Op basis van de ‘oorlogstaak’ vallen de vier militairen die werkzaam zijn bij de BIDKL wel degelijk onder het Regiment B&T.
De belangrijkste taak van de BIDKL anno 2017 is het opsporen, bergen en identificeren van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Het gaat hierbij om zowel militairen als burgers. Het werk van de BIDKL zorgt ervoor dat families en nabestaanden steeds vaker zekerheid krijgen over vermiste familieleden. Geallieerd of Duits, verzetsman of collaborateur. Hoewel de Tweede Wereldoorlog al meer dan 75 jaar voorbij is, worden nog regelmatig stoffelijke resten aangetroffen van een militair, die tijdens de Tweede Wereldoorlog is gesneuveld. Als er melding wordt gemaakt van een stoffelijk overschot, is de BIDKL verantwoordelijk voor de exhumatie (opgraving) en het onderzoek van de stoffelijke resten.
Het werk van de BIDKL vindt zijn oorsprong in artikel 17 van de Conventie van Geneve van 27 juli 1929, waarin wordt gesteld dat de oorlogvoerenden de gesneuvelden eervol moeten begraven. De voorloper van de BIDKL was de in 1938 opgerichte Gravendienst van het Nederlandse Rode Kruis. Na de Tweede Wereldoorlog wijzigde de naam in Dienst Identificatie en Berging (D.I.B.). Hun taak lag erin om gesneuvelden, van Amerikaan tot Duitser, over te brengen naar speciaal ingerichte kerkhoven. Per 1 januari 1952 werd de D.I.B. opgeheven en werden de taken overgedragen aan de Afdeling Gravendienst, dat viel onder de Intendancetroepen. Daarmee werd de berging en identificatie van stoffelijke resten officieel een defensietaak. Op divisieniveau was de Gravendienstcompagnie ingedeeld bij een verzorgingspeloton. Het laagste niveau waarop gravendienstpersoneel werd ingedeeld, was een infanterieregiment. Daarin was het onderdeel van een administratief peloton. De taak van de compagnie bestond er uit om de stoffelijke resten van alle militairen op Nederlands grondgebied te bergen, te identificeren en een definitieve rustplaats te geven. In 1972 volgde de opheffing van de parate gravendienst en werden de taken overgegeven naar de mobilisabele eenheden. Twee gravendienstspecialisten bleven over om het mobilisabele personeel op te leiden. Via een aantal reorganisaties hoorde het BIDKL sinds 1998 bij het Opleidingscentrum Logistiek te Bussum. Vanaf 2005 hoort de BIDKL onder het Opleidings- en Trainingscentrum Logistiek (OTCLog) en is gehuisvest op Kamp Soesterberg.
Tijdens het laboratorium onderzoek wordt antropologisch, osteologisch en odontologisch onderzoek verricht op de stoffelijke resten. Zodoende kan het geslacht worden vastgesteld. Tevens wordt de lengte van het skelet gemeten, de leeftijd bepaald en wordt gekeken naar verwondingen, sporen van ziekten en/of andere afwijkingen. Met historisch onderzoek in bijvoorbeeld zogenaamde ‘war diaries’ kan worden gekeken welke eenheden op de vindplaats hebben gevochten. Daarbij wordt bij het vaststellen van de identiteit regelmatig gebruik gemaakt van vermistenlijsten, gebidskaarten uit de jaren 40 en aanvullend DNA-onderzoek. Uiteindelijk zal bij een positieve identificatie zo spoedig mogelijk contact worden opgenomen met de nabestaanden en met de autoriteiten van het land van herkomst. Daarna zal overgegaan worden tot herbegrafenis. Dit vindt vaak plaats op één van de vele erevelden, bij voorkeur in het bijzijn van familie.
In de Historische Collectie Bevoorradings- & Transporttroepen wordt aandacht besteed aan de Gravendienst/BIDKL.